Ik heb volgende gezondscontrole:
- Zwoegervrij of Maedi-Visna negatief
- Vrij van Wolschurftmijt (Psoroptes Ovis)
- Vrij van rotkreupel
- Alle Swifter schapen hebben het genotype ARR/ARR en zijn dus Scrapie – ongevoelig
- Alle Swifter schapen hebben het MyoMax gen en zodanig een vererving van meer bespiering met minder vetaanzet.
- Gevaccineerd tegen Clostridium en Pasteurellose
- Blauwtong gevaccineerd
Myomax
Is een DNA test naar een gen, afkomstig van de Texelaar en dus ook met kans op aanwezigheid bij de Swifter, dat de bespiering verhoogt en de vetbedekking verminderd. Er zijn dus dieren die een dubbel (Gold), ofwel enkel en ook schapen zonder dit Myomax gen. Dubbel dragers van dit gen MYOMAX GOLD hebben 10 % meer bespiering en 14 % minder vetbedekking vergeleken met niet dragende schapen van gelijk levend gewicht.
Zwoegerziekte
Zwoegerziekte, ook Maedi Visna genoemd, wordt veroorzaakt door een lentivirus. Kenmerkend voor dit virus is dat het een traag verloop kent. In de meeste gevallen worden de lammeren kort na de geboorte besmet via de biestmelk of eventueel door bloed van de moeder bij een lastige verlossing. Pas na drie tot vijf jaar zijn de eerste ziektetekens te zien. Overdracht van besmetting tussen volwassen schapen is eerder zeldzaam en kan voorkomen in overbevolkte en slecht geventileerde stallen via de ingeademde lucht.
De naam zwoegerziekte wijst al op het voornaamste ziektesymptoom, namelijk longverdichting met een moeilijke ademhaling tot gevolg: zwoegerende ademhaling. Vanaf de eerste symptomen beginnen de schapen geleidelijk te vermageren en blijven ze achter wanneer de kudde zich verplaatst. In een ver gevorderd stadium zondert het schaap zich af en heeft het moeite om te ademen (het opent de muil bij het ademen). Alle schapen met symptomen zullen uiteindelijk sterven.
Een ander symptoom dat slechts zelden voorkomt is de aantasting van de hersenstam (Visna vorm). Meestal is het eerste symptoom een afwijkende ongecoördineerde gang, vooral bij één van de achterpoten. Bij deze vorm sterft het dier meestal al na enkele weken.
Als het virus in de uier komt kan een vleesuier ontstaan. Getroffen ooien hebben te weinig melk voor hun lammeren.
Zoals reeds aangehaald zijn het de besmette ooien die het virus via de biestmelk doorgeven aan hun nakomelingen. Deze zullen het op hun beurt aan hun lammeren doorgeven. Op deze manier kunnen na verloop van jaren veel schapen besmet raken in een kudde
Behandeling is onmogelijk. Alle schapen met symptomen sterven.
Preventie kan door de besmetting op het bedrijf uit te roeien. Dit kan door de antistof-positieve ooien en hun lammeren te verwijderen. Regelmatig, zes- tot twaalfmaandelijks bloedonderzoek, is hierbij nodig om tijdig nieuwe dragers op te sporen. Moederloze opfok van lammeren is een hulpmiddel om een negatieve groep op te bouwen die later de kudde zal vervangen. Moederloze opfok vraagt veel discipline en lammeren die toch gezogen hebben, mogen niet aangehouden worden.
Eens dat de kudde vrij is van zwoegerziekte, kan men deelnemen aan een vrijwillig gereglementeerd programma ter bestrijding van zwoegerziekte.
Scrapie is een hersenziekte. De meest voorkomende verschijnselen zijn: afwijkend gedrag (dromen, smakken, geen koppelgedrag), krabben (jeuk), onrust, schrik en trillen, vermageren, dorre grauwe vacht. Scrapie is net als BSE een TSE (Transmissible Spongiform Encephalopathy), maar is in tegenstelling tot BSE niet schadelijk voor mensen.
Scrapie komt voor bij schapen en kan voorkomen bij geiten. Scrapie is overdraagbaar van volwassen ooien op hun lammeren.(1)
De dieren zijn zeer vatbaar voor stoffen uit de melk of voor melkproducten, afkomstig van schapen of geiten met scrapie. Ook wanneer de dieren waar deze producten van afkomstig zijn geen klinische verschijnselen vertonen. Ooien kunnen de ziekte overdragen via melk of melkproducten terwijl de ziekte zich in de incubatietijd bevind. (2)
Erfelijke blindheid
is een afwijking die bij Texelaars en Texelaar kruislingen voorkomt. Het wordt veroorzaakt door een gen wat bij een blind lam dubbel aanwezig is. Zo’n blind lam heeft het gen dan van de vader èn de moeder meegekregen. Vader en moeder zijn dan allebei Blindfactor-dragers.
Een lam met erfelijke blindheid herken je aan zijn onderontwikkelde ogen, soms lijkt het of zo’n lam helemaal geen ogen heeft.
Aan een schaap met gezonde ogen kon je tot voor kort niet zien of het drager was van de Blindfactor. Pas als er blinde lammeren werden geboren wist je zeker dat de ouders Blindfactor-drager waren. Inmiddels is het mogelijk om dragers via een eenvoudige DNA test op te sporen.